Bellen : v.tr. (woord uit het Latijn telefoongesprek).
Het werkwoord ‘bellen’ heeft verschillende betekenissen:
1. uitnodigen (iemand) om te komen door de zijne uit te spreken nom, door een mot, een schreeuw, een gerucht (uitroepen, apostrof maken).
Bel iemand van ver weg (schreeuwen zijn nom, hagel).
Tu kon antwoord als wij u bellen!
Roep uw hond (fluitje).
Bel de meid (bel).
Roep iemand naar hun assistent, tot zijn hulp, tot redding.
Absoluut: belassistent, Hulp : schreeuwen hebbenassistent, hulp.
2 Bel iemand aan de telefoon (telefoon).
Absoluut: ik bel je morgen.
Ze belde er twee fois.
Wederzijds voornaamwoordelijk werkwoord: Tot snel, we bellen elkaar!
Computertechnologie : Doen functie (een programma).
Roep een subroutine op (beroep), een procedure.
– Citaat van de Franse journalist en schrijfster Marie Desplechin (geboren 1959): “Ik klik op Office, ik open Mix, ik bel Jaarverslag”.
3. uitnodigen (iemand heeft komen (nodig uit, oproepen, vragen, ; oude betekenis: bevelen).
Bel iemand bij u in de buurt.
Wij belden de médecin, een ambulance.
Bel de lift, een taxi, faire komen.
Bel iemand gerechtigheid ; hem oproepen om voor de rechter te verschijnen (dagvaarden, citeren).
Roep een contingent op, soldaten onder de vlaggen, of absoluut: oproep (oproepen, oprichter).
bel hun effecten (mobiliseren).
Bel iemand om ladingEen fonction, een positie (choisir, aanwijzen, uitverkoren, Nommer).
Bij uitbreiding: Zijn kwalificaties bel hem op dit bericht (aanwijzen -voor-).
4. vragen, proberen d 'Obtenir (iets) (zuigen -heeft-, verlangen, wensen ).
Ik bel jouw aandacht ben ermee bezig (tekenen).
5 dingen: vragen, vereisen, trainen.
“De Republiek roept ons” (“Lied van vertrek”) (verzoek).
Le taak bel me.
Ce graf subject belt al uw aandacht (eisen).
Een leugen brengt een leugen voort (trainen).
– Citaat van de Franse schrijver Pierre Loti (1850-1923): “Een van die reeksen beledigingen die om onmiddellijke reactie vragen”.
6. Indirect transitief werkwoord (rechts): Oproep van a Jugement : In eisen hervorming voor de rechtbank supérieure (reces; beroep).
bellen: bellen vanaf één Jugement voor een rechtbank supérieure.
Figuurlijke betekenis: Aanspreken. : refereren, remettre (ga weg), voorleggen (het geval bij).
– Citaat van de Franse schrijver en encyclopedist Denis Diderot (1713-1784): “Ik doe een beroep op je hart: stel het in vraag.”
II) Aanstellen :
1. donder un nom aan (iemand of iets).
Ze zullen hun volgende dochter Hélène noemen (Nommer, dopen, Voornaam).
2. Aanwijzen (iemand, iets) door a nom.
– Citaat van de Franse schrijver, dichter, scenarioschrijver, dialoogschrijver, toneelschrijver en acteur Daniel Boulanger (1922-2014): “Toen ik klein was noemde ik haar Guite, ik ga door, nooit Marguerite”.
Satan, die “de boze” wordt genoemd (qualifier).
Wij bellen een advocaat maître .
Noem mij Paulus.
Dit noemen wij idiotie!
– Citaat van de Franse schrijver Georges Perec (1936-1982): “Is dit wat je een schoon machinepistool noemt? ".
Zin: bel ze Choses door hun nom, noem het een schop een schop: verzwakt niet door mots wat sommige waarheden peuvent avoir de dur of choquant, zijn franc, direct (Niet hebben peur dynamische mots).
– Citaat van de Franse letterkundige Nicolas Boileau (1636-1711): “Ik noem een schop een schop en Rolet een schurk”.
Bekend: Arthur genoemd worden: een berisping krijgen.
3. Maak een beroep nominaal.
Hij was afwezig toen we hem belden nom.
Rechts: Bel a oorzaak : kondig de naam aan van partijen wiens oorzaak zal worden bepleit.
III) Voornaamwoordelijk werkwoord: zichzelf noemen
1. hebben voor nom.
Hoe heet je ?
Bekend: Hoe heet je? Mijn naam is Paul.
Hoe heet dit bloem ?
Zij doet niet Sait plus hoe heet ze, ze is binnen pleine verwarring.
Bekend: het heet praten, zo heet het praten : hier is er een langage boerderij et franc.
Ik leen je mijn pen, maar hij heet terugkomen : Ik leen het je voorwaarde dat je het mij vertelt opbrengst.
2. hebben voor titel.
De keizer vanEthiopië heette de roi dynamische rois.
Tegenpolen van oproepen: verdrijven, ontslaan, verdrijven, terugsturen.