Potage : nm ("potgekookte groenten"; kan). Een soep een bouillon waarin vast voedsel is gekookt, meestal gehakt of gezeefd.
Correctie, ontdooid.
Neem een soep: lijd een pak slaag.
In de soep zitten: in een verwarde situatie verkeren, waaruit men niet weet hoe eruit te komen.
In de soep zijn/zwemmen/waden: de situatie niet begrijpen.
Voor alle soep: voor al het voedsel; in allen en voor allen.
Een haar op je soep hebben: verdrietig zijn.
Soep hebben: borst hebben.
Blinde soep: soep zonder ogen, zonder vet.
Vallen / in de soep zitten: flauwvallen, het bewustzijn verliezen.
Als een haar op de soep: gezegd over iets ongepasts
Diepe, drassige sneeuw (sportjargon; vaker gebruikt) soupe).
Serveer/giet de soep met een spuitje: serveer spaarzaam.
Achter, achter.
Stuur de soep: aanvallen, doden.
Heet op de soep: werd in de middeleeuwen gezegd van een seksueel uitgehongerde vrouw.
Stuur / zwaai de soep: ejaculeer.