concert : nm (woord uit het Italiaans concert « overeenstemming ").
I)
1. Leeftijdszin: Overeenstemming de personen die hetzelfde nastreven maar (overeenstemming, overeenkomst, unie).
Moderne betekenis: Het concert van landen.
Bijwoordelijke zin: In overleg: in overeenstemming (ensemble).
Werken het concert.
handelen het concert.
2. Leeftijdszin: Samen harmonisch.
Moderne betekenis: Concert van lof, goedkeuringen, toejuichingen.
II) Muziek:
1. Bejaard gevoel: Set van klanken, zonen gelijktijdig.
– Citaat van de Franse toneelschrijver en acteur Molière (1622-1673): “Een geweldig concert van stemmen en instrumenten, voor een serenade”.
Poëtica: Het concert van gevogelte (koor).
– Citaat van de Franse schrijver Honore de Balzac (1799-1850): "Het heerlijke concert geproduceerd door de gedempte geluiden van de stad".
Ironisch: Een concert van hoorns.
2. Moderne betekenis: muzikale sessie.
concert gegeven door een enkele muzikant (auditie, recital).
Concert gegeven vol lucht (aubade, serenade).
optreden wie vergezeld vertoning van een film (cine-concert).
concert geestelijk : muzieksessie religieus.
gaan concert.
Kamer, programma het concert.
Jazzconcerten.
Vereniging musical die regelmatig concerten geeft (orkest; koor).
Café-concert.
Tegenstellingen in overleg: tegenspraak, onenigheid, onenigheid, oppositie, kakofonie.