Architectuur : nf (woord uit het Latijn architectuur).
Het woord "architectuur" heeft verschillende betekenissen:
1. De kunst van het bouwen van gebouwen.
Architectuur, beeldende kunst.
Regels, techniek van architectuur (architectonics).
Architectuurproject.
Militaire (versterking), civiele, stedelijke (stedenbouwkundige) architectuur.
Industriële, regionale architectuur.
Bouwkundige opdrachten.
Stijl van architectuur.
Dit kasteel is een architectonisch wonder.
Afkorting: spreektaal: archi. Architectuurschool.
2. Lay-out van een gebouw (volgorde, proportie).
Architectonisch karakter.
De prachtige architectuur van een kerk.
Gebouw.
3. Figuurlijke betekenis: vorm, structuur; kader.
De architectuur van lijnen.
4. oenologie : In proeverij, architectuur is synoniem met grondwet d'un wijn.
5. Organisatie van de elementen waaruit een computersysteem bestaat.
Parallelle architectuur.
Client-server-architectuur, die clients met een server verbindt.