Zondag : nm (woord afkomstig van het Latijnse kerkelijke) sterft dominicus "dag des Heren").
Zondag is de zevende dag van de week, volgend op de Zaterdag ; dag gewijd aan God, in rust, in christelijke beschavingen (zondag).
(Veel talen noemen zondag de dag van soleil, zoals: in het Engels zondag, in het Duits Sonntag, in het Nederlands: zondag).
Afgelopen zondag, volgende zondag.
komen lunch Zondag.
De rest van Zaterdag en zondag (weekend of weekend).
De zondagen van de advent (advent: ttijd hanger lequel de katholieke kerk bereidt à la feest de Kerstmis).
zondag van Pasen.
Zondag Mis. De zondagse wandeling
Ze loopt elke zondagochtend.
Goede zondag !
Zondag doorbrengen met familie.
De kleding, het zondagskostuum (om aan te kleden).
Spreekwoord: Hij die lacht op vrijdag, zal zondag huilen.
Informele zin: zondag, gezegd van mensen die handelen als amateurs, zonder ervaring.
Een zondagse chauffeur.
Een zondagse klusjesman.