Roofdier : n. et adj. (woord uit het Latijn praedator, praeda « prooi ").
Het woord ‘roofdier’ heeft verschillende betekenissen:
1. Oude betekenis: Raiders, persoon van wie leeft plunderen, plunderen.
2. Dier wie is dat feeds de prooien, en bij uitbreiding plantaardig wie is dat ontwikkelt ten koste van een ander (predatie).
De spin, een knap roofzuchtig.
de parasieten en roofdieren.
Bijvoeglijk naamwoord : insectes roofdieren.
Geld roofzuchtig.
3. Prehistorie: Individueel vivant de jacht en plukken (jager-verzamelaar).
Paleolithische roofdieren (*) maakten plaats voor producenten in het Neolithicum (**).
(*) Het paleolithicum is de eerste en langste periode van de prehistorie, waarin mensen allemaal jager-verzamelaars waren.
(**) Het Neolithicum, dat het Mesolithicum opvolgt, is een prehistorische periode die wordt gekenmerkt door diepgaande technische en sociale veranderingen, die verband houden met de adoptie door menselijke groepen van een bestaansmodel gebaseerd op landbouw en veeteelt, en dat meestal een sedentaire levensstijl met zich meebrengt.
4. persoon, groupe wie aanvalt samenloop voor toenemen sa Puissance (overvaller, haai).
5. Persoon hebzuchtig van veroveringen, begiftigd met een fort appétit seksueel.
– Citaat van de Franse schrijfster Karine Tuil (geboren in 1972): “De eerste gedachte van het roofdier dat haar ziet en haar stoornis waarneemt, is haar te bezitten.”
Een roofdier op zoek naaravonturen.
Roofdier seksueel : persoon die seksueel geweld wil plegen, in het bijzonder tegen kinderen of jeugd Minderjarigen (pedocrimineel, pedofiel).
Roofdier die zijn slachtoffers op internet vangt.
– Citaat van de Franse redacteur, schrijver en regisseur Vanessa Springora (geboren in 1972): “Wat seksuele roofdieren in het algemeen, en kindermisbruikers in het bijzonder, kenmerkt, is de ontkenning van de ernst van hun daden.”