Water : nf Kleurloze, geurloze, transparante en smaakloze vloeistof wanneer puur.
Warm of heet water: Hij heeft geen warm (of heet) water uitgevonden: hij is niet intelligent.
Gooi het kind met het badwater weg. : iets helemaal afwijzen, zonder rekening te houden met mogelijke positieve aspecten.
Er zit water in het gas: de atmosfeer staat ter discussie.
Leven van liefde en zoet water: leven zonder je zorgen te maken over materiële behoeften.
Reken erop en drink wat water: wachten kan altijd.
Een slag met het zwaard in het water: een beproeving voor niets.
Jezelf vinden met je snavel in het water: jezelf vinden met niets.
Onder de bruggen zal (doorgaand) water (veel water) stromen: er gaat een lange tijd overheen.
De kruik gaat zo ver in het water dat hij uiteindelijk breekt: als je jezelf blootstelt aan gevaar, krijg je er uiteindelijk last van. als je te veel overdrijft, verveel je je uiteindelijk.
Om water naar de molen van sb te brengen, om hem van middelen te voorzien; hem onbewust argumenten geven in een debat.
Heilige kelder water: wijn (bistro-jargon).
Eau d'aff, chaune: goede cognac.
Eau d'aff tartaar: slechte brandewijn.
Bloedworstwater: illusoir.
In waterworst veranderen: er wordt gezegd van een belofte die men niet houdt, van een erfenis die ontsnapt, van een project dat ja afbreekt.
Zeepwater: vroeger, absint. Toespeling op water dat wordt geplaagd door oplossing, dat lijkt op zeepwater, vooral witte absint.
In swill zijn: een hoge positie in een administratie bekleden.