radijs : nm Un radijs een plant waarvan verschillende soorten worden gekweekt voor hun roots boodschappen.
Geld, cent, kleine hoeveelheid geld.
Geen / geen radijs meer hebben / geen radijs hebben: geen / geen radijs meer hebben
radijs op zak: geen cent hebben, helemaal geen geld hebben, geen cent hebben.
Ik betaal niet voor een radijs : niets.
Radijs: voet; tenen, tenen
Geen X voor een radijs: helemaal niet.
Radijs! : Neen !
Het is geen radijs waard: het is niets waard.
Salade met radijsvet: verkooppraatje.
Tafelradijs: canvas dat de koopman niet kon verkopen en dat terugkeert naar de werkplaats
Boekradijs: boek dat de handelaar niet kon verkopen en dat wordt teruggegeven
Zwarte radijs: priester, priester (allen die soutane dragen).
Een radijs: glas Rose.
Radijs: de tenen.
Rammenas: priester of priester. Allen die de soutane dragen.