Pastiche: m. (woord uit het Latijn pasticus “met betrekking tot deeg”, waaraan gebak en patisson zijn gekoppeld)
1. Literair of artistiek werk waarbij de auteur de wijze, de stijl van een meester heeft nagebootst, door stijloefening of met een parodische intentie (imitatie; kopie). Maak, schrijf een pastiche van een beroemde schrijver. Pastiche en plagiaat; en vals (artistiek).
2. Aangename pastiche (parodie). “Pastiches en mengsels” van Marcel Proust (1871 – 1922).
3. Imitatie of evocatie van de stijl, de manier van doen van een schrijver, een kunstenaar, een school. analogen, geloof daar niet in pastiche.”
4. Opera bestaande uit een verzameling melodieën ontleend aan andere werken (zie Pot pourri).