karper : nf een karper is een grote vis die in zoet, diep water leeft, met een mond die is uitgerust met vier barbelen.
Karperogen hebben: een uitdrukkingsloze blik hebben.
Speel de karper: ga naar de zevende hemel.
Maak het oog van karper: speel de oogappel met een smachtende lucht, om op te winden, ofwel mannen als je een vrouw bent, of vrouwen als je een man bent.
Geeuwen als een karper: geeuw krachtig en meerdere keren achter elkaar, als een karper uit het water.
Kijk naar iemand met karperogen: met zachte ogen.
Op de karper spelen: flauwvallen, flauwvallen.
Maak de sprong van de karper: om opgehangen te worden.
Om het oog van de karper te maken: om het genot te simuleren door de ogen te draaien en het wit te laten zien.
Het huwelijk van de karper en het konijn: Deze uitdrukking getuigt van bepaalde slecht waargenomen verbintenissen, die als tegen de natuur worden beschouwd.
Op menselijke schaal zouden we spreken van de nobele en de gewone burger (die hebben bijgedragen aan de uitdrukking).
In feite kunnen twee verschillende en tegengestelde soorten niet worden getrouwd.
De uitdrukking "Dom als een karper": volledig stil.
Als het niet verwonderlijk is dat een vis in zo'n vergelijking wordt gebruikt, waarom is het dan de karper die de eer had om het geslacht te vertegenwoordigen, en dit sinds 1612? Het is des te vreemder dat we eerst de meer logische vorm hebben gebruikt zo dom als een vis (Bij Rabelais bijvoorbeeld)!
De Franse taalkundige en lexicograaf Alain Rey roept twee mogelijkheden op: de eerste zou afkomstig zijn van de Franse romanschrijver en lexicograaf Furetière (1619-1688) die over de karper schreef dat hij geen tong heeft; en aangezien hij die geen tong heeft niet kan spreken... De tweede zou eenvoudigweg komen doordat de karper een vis is die vaak zijn kop uit het water steekt, zijn mond open en die, zeker uit verlegenheid, nooit spreekt een woord uit. We kunnen echter constateren dat de Franse schrijver George Sand (1804-1876) geen moment aarzelde om de versie te gebruiken dom als een zeelt.