Fromage : nm Le kaas een eten verkregen door de stolling du melk, al dan niet gevolgd door fermentatie.
Van iets een kaas maken / van (alles) een kaas maken: het belang van een feit overdrijven of onevenredig veel belang hechten aan een zaak. (Maak er een ophef van...).
Word een kaas: word een geschenk uit de hemel, een kans.
In een hel van een kaas zitten: in een hel van een puinhoop.
Een lekker kaasje: een goede deal.
In de kaas zitten: in een bevoorrechte situatie.
Kaas en dessert: je hoeft niet te kiezen, je kunt genieten van het beste.
Tussen de peer en de kaas: aan het einde van de maaltijd, als de woorden minder serieus worden.
De twaalf kazen: de juryleden.
Kwark: hersenen; brein.
Kazen: voeten.
Kaas eten: bisquer, woede. Kinderen zeggen tegen elkaar terwijl ze een van hun vingers over de andere harken
Kaas maken: wordt gezegd (jargon van de kleine meisjes van een bepaald spel dat erin bestaat een draaiende beweging aan hun jurk te geven en zich snel te bukken om op de grond "een snijbietbel" te vormen).
Zich terugtrekken in een kaas: situatie, voordelige plaats en niet erg vermoeiend (sinecure).
Ga kaas eten: ga naar de begrafenis.
Hij zal ons kaas laten eten: we gaan naar zijn begrafenis (toespeling op de snack die we in het café nemen bij het verlaten van de begraafplaats, een snack bestaande uit brood en kaas weggespoeld met glazen wijn).
Kaas eten: bisquer, woede. Je bisque, je raast, je eet kaas (kindertaal).
Kaas eten: een slecht humeur hebben.
Laat je kaaskat los: laat je neuken door een man.
Sperma van de man of liefdessap van de vrouw; tonsillitis geproduceerd door de lagere delen, met het uiterlijk van tonsillitis geproduceerd door de bovenste delen.
uitzicht witte kaas et dechees.