Stad : nf (woord uit het Latijn villa "boerderij, huis van campagnes ").
Het woord "stad" heeft verschillende betekenissen:
1. Geografische en sociale omgeving gevormd door een organische en relatief aanzienlijke verzameling gebouwen en waarvan de bewoners voor het grootste deel binnen de agglomeratie werken, in handel, industrie, administratie (synoniemen: agglomeratie, stad; hoofdstad, metropool; -pool; stedelijk).
Bouw een stad. Stichting van een stad. Stad uitbreiden.
Paddenstoelen stad.
Steden gecombineerd (agglomeratie; megalopolis).
"The Tentacular Cities", gedichten van de Vlaams-Belgische dichter, Franstalige Émile Verhaeren (1855-1916).
Satelliet stad. Slaapzaal stad (stad, slaapzaal).
Kleine steden, met minder dan 20 inwoners, in Frankrijk. Grote steden, met meer dan 000 inwoners.
Middelgrote steden.
De stad Parijs.
De lichtstad: Parijs.
De roze stad: Toulouse.
De eeuwige stad: Rome.
Heilige steden (Jerusalem, Rome, mekka, Lourdes, Benares).
Industriële, commerciële, administratieve stad; academisch; residentieel.
Stad van wateren: kuuroord.
Ommuurde stad (citadel).
Stad openen. Nieuwe stad. Operatie spookstad. Tweelingsteden.
Stad van honderdduizend zielen. Centrum, hart, buitenwijken van een stad.
Buitenwijk van een grote stad.
Stadhuis (stadhuis).
Sergeant van de stad.
In de stad (intramuraal); buiten (van) de stad (buiten de stad).
In de stad: in de stad (en vooral in het centrum).
Ga naar de stad.
Neem een brief mee in de stad (zonder te mailen, afkorting: EV).
Bijzonder: In de stad: weg van huis, uitgenodigd worden.
In de stad: in het echt. Ze zijn getrouwd in de stad als op het podium, als op het scherm.
Bij uitbreiding: de administratie, de rechtspersoon van de stad (gemeente).
Stad lening. Werk uitgevoerd, gefinancierd door de stad.
Stadsgas.
Bijzonder: Belangrijk onderdeel van een stad.
Boven- en benedenstad: de boven- en benedenwijken van dezelfde stad, die een eigenheid hebben.
Arabische stad en Europese stad.
De oude stad.
2. Leven, sociale gewoonten in een grote stad (in tegenstelling tot het platteland, het land).
De gezelligheid, de lichtjes, het lawaai van de stad (stadsbewoner).
Kleding, stadsschoenen, die in de stad worden gedragen, die overdag worden gedragen (in plaats van 's avonds) en die 'aangekleed' zijn (in tegenstelling tot sport, werk).
Jurk, toilet, jurk.
Drukwerk: Werken, stadswerken, bestemd voor particulieren (in tegenstelling tot arbeid).
Vooral: Parijs en het wereldse, intellectuele leven (in tegenstelling tot Versailles).
De stad en het gerecht.
3. Door metonymie: De inwoners van de stad.
De hele stad praat erover.
Gemartelde stad.