Oefening : werkwoord (woord uit het populaire Latijn pertusiare, pertonder " oefening ").
Het werkwoord "doorboren" heeft vele betekenissen:
I) Overgankelijk werkwoord:
HEEFT . Graaf, kruis.
1 Een gat maken in (een vast voorwerp) (perforeren, doorboren).
Boor een bord, een muur, een muur met behulp van een gereedschap (boor, pons).
Boorinstrumenten: boor, bit, lont, boor, perforator, perforator, priem, naald, trephine, krukas, gimlet.
Een band doorboren (lek).
boor een loop (doorboren).
Doorprikken (doorboren).
Bijvoeglijk voltooid deelwoord: Doorboorde schoenen. Doorboorde zak.
Verkwister.
Doorboorde stoel.
Oversteken, doorboren (een deel van het lichaam).
Om de oren te doorboren, de tong (piercing) om daar ringen te zetten.
Een abces doorboren (punctie, incisie, open).
Figuratieve betekenis: De botten doorboren zijn huid : hij is erg dun.
2. Leeftijd Betekenis: (iemand) verwonden met een puntig wapen (verwonden, doden).
Doorboren met slagen (raadsel, voorraadkast).
Iemand door en door doorboren (met een zwaard, een hooivork) (synoniemen: spietsen, spietsen, begraven, schrijlings op).
Teken een hart doorboord met een pijl (symbool van liefde).
Figuurlijk gezegde: Doorboren van het hart: kwellen, laten lijden.
3. Oefen in (iets) een opening die als doorgang kan dienen.
Boor een rots om een tunnel te maken.
Boor een kluis.
4. Oversteken (een bescherming, een tussenmedium).
Douche die de kleding doorboort (pierce).
De zon breekt door de wolken.
Geluid dat de stilte doorbreekt (traan).
Schreeuwen die het trommelvlies doorboren (piercing).
Mensen: Hij baant zich een weg door. Troepen breken door de frontlinies van vijandelijke legers.
Doorboort de menigte.
5. Verouderd gevoel Iemand doorboren met de blik (piercing; piercing).
Figuratieve en literaire betekenis: erin slagen te ontdekken (een geheim, een mysterie) (detecteren, doordringen).
Het mysterie is opgelost.
Zin: Uitvinden: leren kennen (wat verborgen werd gehouden, geheim).
Drill iemand up-to-date (zie duidelijk in zijn spel).
B. Oefenen, maken (een gat, een opening).
Boor een gat, een tunnel, een pad (boren).
Doorboor een straat, een laan. Boor een deur, een raam.
II) Onovergankelijk werkwoord:
1 Maak een doorgang vrij door een opening te maken, een gat.
Dingen: De baby heeft een tand die doordringt (duwen).
Abces dat doordringt (barsten).
De zon begint door te breken (door de wolken heen).
Mensen: De vijanden konden niet doorbreken (doorbraak).
Sport: De centrumspits doorboort.
2. Figuratief: zichzelf ontdekken, zich manifesteren, zichzelf laten zien. Niets is door hun onderhoud heen (filteren, transpireren, doorschijnen).
3. Verkrijg de bekendheid (slagen).
Komiek die moeite heeft om door te breken.
Tegenstellingen van piercing: slager, sluiten, sluiten, belemmeren.