Groter : v. tr. Prik (een stuk vlees) spek in de dikte van het stuk.
Om iemand te larderen: om hem te ergeren.
Mes.
Iemand steken met een mes: hem steken, hem meerdere keren steken.
Geleerd: worden gesneden, doorboord worden met een mes.
Elkaars zwoerd oppotten: elkaar steken met een mes.
Geboorte geven.