Veelvraat : bn. en nm (woord uit het Latijn gluten " slikken ").
Die gulzig, buitensporig eet, de stukjes inslikkend.
Een man, een gulzig kind.
Door verlenging : eetlust gulzig.
Naamwoorden'spullen als een veelvraat.
Fragment uit de fabel Pest zieke dieren van de Franse dichter Jean de La Fontaine (1621-1695):
De koning belijdt zijn zonden voor de Vergadering van Dieren
Voor mij die mijn vraatzuchtige eetlust bevredigt,
Ik heb veel schapen verslonden
Wat hadden ze met mij gedaan? geen overtreding;
Hoewel ik soms heb gegeten
De herder.