Langue: nf La taal is een vlezig, gespierd, langwerpig en mobiel orgaan dat in de mond wordt geplaatst.
De tong inslikken: sterven.
Op de tong bijten: spijt hebben (na gezegd, gesproken).
Na het inslikken/verloren van de tong: niets zeggen, niet spreken.
Heb een goede tong: spreek met reden.
Zijn tong aan de kat geven/gooien: opgeven, verzaken (in een raadspel bijvoorbeeld).
De tong uitsteken: dorst hebben, dorst hebben of honger hebben, zich zorgen maken, uitgeput zijn, in nood zijn.
Langue de chat: kleine droge cake die wordt gegeten bij het drinken van thee.
Iemand de tong laten uitsteken: problemen bezorgen, laten wachten.
Houd je tong niet in je zak: laat je niet meeslepen in de discussie.
Soup of tongues: diepe kus waarvan de tongen verstrengeld zijn
Maak een opgezette tong: maak een diepe cunnilingus.