slungelig : bn. (woord uit het Oudfrans scharnier “direct”, gekruist met gember « friemelen ").
Het bijvoeglijk naamwoord “slungelig” gekwalificeerd iemand die buitenproportioneel is in zijn/haar haute grootte en onevenwichtig in het lopen.
– Citaat van de Franse schrijver André Gide (1869-1951): “Een beetje slungelig, als een kind dat te snel groot wordt, flexibel, delicaat”.
Tegenpolen van slungelig: gedrongen, gedrongen.