Vos : nm Vleesetend zoogdier met rechte oren, een vrij slanke driehoekige kop, een borstelige staart, een dikke rode vacht.
Bouillon met wijn erin.
Uitgehold, overgegeven.
Een vos maken/steken/schieten: kotsen, kotsen.
Laat de vos los: kotsen.
Een vos uitspugen: dronken overgeven.
Vossenstaart: resultaat van indigestie, lang spoor van braken.
Ren als een vos rond een kippenhok: wees op je hoede voor de kleinste fout.
Vossenstaartsmaak: wanneer de wijn een bittere smaak heeft door ontbinding.