gargamel : ff arg. Vroeger keel, keel. Hij kneep in haar gargamelle.
Vandaar de naam Gargamelle die door de schrijver Rabelais (1483-1553) aan een fijnproever werd gegeven.
Citaat van de Franse schrijver Louis-Ferdinand Destouches, beter bekend als Céline (1894-1961): “Cascade hij geloofde in niemand twijfel aan gargamelle! Hij deed zijn eigen boodschappen drie keer per week... Hij bracht terug wat hij het lekkerste, molligste in pluimvee vond, kalkoenen zoals deze! zulke kippen! lammetjes zoals je ze niet meer ziet…! om alle gerechten in de oven te laten scheten! superfijne zoute weiden … toen hij een dozijn van onze houtsnippen vond” in de roman Guignols band. (1952).