Fluit: nf Dun, langwerpig brood, kleiner dan het stokbrood en groter dan het touwtje.
Glas op voet, hoog en smal. Een champagnefluit.
fam. meervoud Benen : Fluit spelen.
Uit de problemen komen: rennen
Uit de problemen komen: rennen
Houd de fluit warm: word stijf met een condoom.