Boterachtig zijn: geld hebben.
Afgetopt zijn: dronken zijn. Woord voor woord: heb je helm vol. Helm wordt hier voor hoofd genomen.
Te beladen zijn: dronken zijn.
Om volledig te zijn: stomdronken zijn.
Van een goede talg zijn: erg dronken zijn.
In de stroop zitten: zonder ellende.
In de problemen zitten: ellende.
In de wijngaarden zijn: helemaal dronken zijn.
In een vergelijkbare staat verkeren: dronken zijn
De ché of d'ché zijn: volledig dronken zijn (jargon voor dieven).
Van de aard zijn van prei, witte kop en groene staart: gezegd van een oude man die nog steeds een stijve heeft voor de
eerlijke seks en alleen sneeuw op hun hoofd.
Niet op de bruiloft zijn: in een kritieke positie verkeren.
Van de parochie zijn: dronken zijn.
Beneden zijn: dronken zijn.
In het proces zijn: beginnen aangeschoten te worden (jargon van arbeiders).
De os zijn: het slachtoffer zijn van een slechte grap, van een slechte nek
Volwassen zijn: dronken zijn.
Dronken zijn: dronken zijn.
Een pion zijn: dronken zijn.
Stijf zijn, stram als rechtvaardigheid: dronken zijn zonder dat te willen lijken, met genegenheid rechtop gaan staan.
Wind boven de wind in zijn: in een staat van dronkenschap verkeren - in het jargon van arbeiders die bij de mariniers dienden.