Bousingot : De term “Bousingot” (of bouzingo, of zelfs bousingo) behoort tot het romantische vocabulaire. Het woord is ontleend aan het Engelse zeetaal (boef = cabaret, verkeerde plaats; 2) kabaal; 3) zeemanshoed).
Na gebruikt te zijn in het refrein van een lied: "we made the bouzingo", tijdens een gedenkwaardige nachtelijke opschudding van de Petit Cénacle, werd deze term later toegepast op de leden van laatstgenoemde vanwege hun opwinding en hun sjofele kleding. Zelf het woord opgeëist en besloten tot een gezamenlijke publicatie: Les Contes du Bouzingo; alleen The Hand of Glory, van Gérard de Nerval, en Onophrius Wphly, van Théophile Gautier, zullen het daglicht zien.
Tegelijkertijd werd het woord in politieke zin gebruikt en toegepast op de revolutionaire studenten die deelnamen aan de rellen van februari en juni 1832. In Le Figaro (februari 1832) werd een reeks artikelen aan hen gewijd, waarin een assimilatie werd gemaakt te haastig met de hierboven genoemde literaire Bousingots.
Bousingot ten slotte duidt de lakleren hoed aan, een essentieel onderdeel van het arsenaal van de romantische jeugd.