Stapel: v.tr. (woord komt van en- en stapel).
Het werkwoord "stapelen" heeft verschillende betekenissen:
1. Stapel. Stapel hout, boeken, goederen (gerber).
Stoelen, glazen die gestapeld kunnen worden.
Pronominaal: dossiers stapelen zich op op het bureau.
2. Crowding (levende dingen) in een krappe ruimte. Stapel reizigers in een wagen (kompres).
3. Vertrouwd: Truc tijdens het stelen. Gestapeld worden.
(hebben, bezitten, rijden).
Bijvoeglijk naamwoord: stapelbaar. Stapelbare kopjes....
Hallo,
U moet abonnee zijn om de rest van dit artikel, de links en de afbeeldingen te lezen.
Het abonnement op de volledige lezing van de site kost 1 €uro per maand, zonder enige verplichting.
Als je al een lopend abonnement hebt, log dan in via onderstaand formulier.
Anders kan je abonneer je hier.