Geluid: bn. (woord komt van het Latijnse sonorus, van sonus: rinkelen).
Het bijvoeglijk naamwoord "geluid" heeft verschillende betekenissen:
1. Didactisch: Wie maakt geluiden.
2. Die een aangenaam en helder geluid heeft; dat goed klinkt of hard resoneert (luid, klinkend).
Luid (luid, luid) gelach.
Pejoratief: geluid en holle woorden (nadrukkelijk, hoog klinkend).
Fonetiek: Stemhebbende medeklinker (of elliptisch: een stemhebbende): foneem waarvan de emissie gepaard gaat met trillingen van de stembanden (stemhebbend).
afgesloten...
Hallo,
U moet abonnee zijn om de rest van dit artikel, de links en de afbeeldingen te lezen.
Het abonnement op de volledige lezing van de site kost 1 €uro per maand, zonder enige verplichting.
Als je al een lopend abonnement hebt, log dan in via onderstaand formulier.
Anders kan je abonneer je hier.