Dronken: v. tr en pron. (of dronken, woord komt van dronken).
Voldoen. Dronken iemand met woorden, praat veel met hem, totdat hij uitgeput is, en hem zijn beoordelingsvermogen doet verliezen.
Om (iemand) dronken te laten drinken.
Bedwelmen, dronken worden: dronken worden, dronken worden: beboterd worden, dronken worden, dronken worden, zwart worden, scheet, drank, dronken worden.
Dronken worden van whisky, bier.