Worst : nm Le worst een préparation de vlees (varkensvlees, rundvlees) gehakt en melee, gekruid, gekookt ou droog et reliëf in een behuizing, bedoeld om te worden gegeten zoals het is.
Veel gespeeld muziekstuk.
Saucisson: hitnummer of plaat voordat dit woord werd vervangen door 'hit', uitgevonden door Boris Vian (1920-1959) in 1957.
Rechtse worst: Uitdrukking die in Frankrijk wordt gebruikt om persoonlijkheden aan te duiden die beweren rechts te zijn maar nogal dicht bij populaire kringen staan en dit om tegenwicht te bieden aan de linkse kaviaar (zie onder Kaviaar).
Om vastgebonden te worden als een worst, heel strak vastgebonden, omringd door vele banden, gehinderd, vastgebonden.
Worst: onhandig, onhandig individu.
Beenworst: dik en klein persoon.
Bologna worst: kort en dik persoon.
Totaal onvoorzien doel (sportjargon).
Worst: Moeilijk geval, zo niet onmogelijk op te helderen; procedure die geen vooruitgang boekt en die zal eindigen in vruchteloos onderzoek.
Mijn kleine worst : liefdevolle term
Maak de worstentruc: introduceer voorbereide kaarten in het spel.
Een worstenglaasje hebben: dronken zijn (niet meer goed zien).
Worstvellen voor de ogen hebben: slecht zien, wazig zien.
Worstvel voor je ogen hebben: de situatie niet zien.
Oude worsthuid: een belediging voor een bejaarde.
Worst hebben: rechtop staan, buigen.