Plein : bn. Die alle mogelijke hoeveelheden bevat.
Vol zijn: dronken zijn. Deze man is elke dag vol.
Vol zijn als een worst: verzadigd zijn van eten en drinken; gegeten als een varken.
Vol als een ei: verzadigd; vol zijn, tevreden zijn.
Vol soep (vet): mollig; groot blij.
Vol, vol als een ei, als een zak: dronken.
Een man zo vol als een ei, omdat hij te veel heeft gegeten.
Vol zijn tot de derde Oost-Indische kers”: volledig dronken zijn (Lyon-jargon).
Om vol te zijn, om tevreden te zijn.