Talg : nm Dierlijk vet samengesteld uit verschillende glyceriden.
Menselijk vet: talgbal.
Om allemaal talg te zijn. : erg dik zijn.
berispen; schreeuwen; zeep.
Met niervet geven / doorgeven / flankeren: schreeuwen tegen; berisping.
Slik je talg op: ontvang de verwijten die je verwachtte.
Met iemand op dreef zijn: met iemand op dreef zijn: op zeer slechte voet met hem staan.
Om talg te maken: een schandaal veroorzaken, een schandaal, problemen veroorzaken, problemen.
Talg maken: zich zorgen maken; muur.
Talg gooien: goed gekleed zijn.
Doen in niervet: valsspelen (bij kaarten).
Zoek niervet in iemand: zoek ruzie met hem.
Er zal talg zijn : gevecht, schandaal.