Lief hoor : bn. (woord van sucre). Van een vrouw gezegd gestoofd, die zichzelf superieur vindt; hypocriet, flauw
(Mevrouw of mevrouw de lieve).
Ze gedraagt zich lief: ze gedraagt zich trots; ze zet een air op.
Geloven dat je zoeter bent dan een ander: je voorstellen dat je superieur bent aan hen.
Slecht-zoet: valse getuige, getuige van de vervolging (dievenjargon).
Lief: dief die werd gearresteerd.
Veroordeeld tot een zware straf. Hij kreeg tien jaar zoetheid.