Schotel : v. tr. et intr. Veeg door het verwijderen van de saus, om het op te eten: saus zijn assiette met morceau de pijn.
Saus krijgen, saus worden: overvloedig nat worden door de regen / de regen ontvangen: Doorweekt worden, nat worden. De storm heeft ons getroffen.
Om te worden sauced: om het grootste deel van de kritiek te ontvangen.
Schotel iemand: sla hem, sla hem.
Heel hard rijden (autosportjargon).
Schotel (se): heel langzaam in het water komen (Quebec).
Schelden: uitgescholden worden, berispt worden
Schotel een meisje / een vrouw: neuk haar tijdens het klaarkomen.