prei : nm Le prei is een verscheidenheid aanmail tweejaarlijks, met slecht ontwikkelde bol, gekweekt voor zijn voet; deze voet die we consumeren zoals groente.
Dwaas, idioot.
Blijf geplant als een prei, maak de prei: wacht lang (wachten).
Bij uitbreiding een prei: een wachtende persoon.
Prei hebben / prei doen / prei hebben: wachten of iemand lang laten wachten.
Preisoep: laat iemand preisoep eten: laat ze wachten.
Prei hebben / prei doen / prei hebben: wachten of iemand lang laten wachten.
Blaas in iemands prei: maak ruzie met hem, schreeuw tegen hem.
Leek: niet-professioneel (uit de rally Parijs-Dakar).
Een prei in de kegel hebben: hees zijn.
Leek: klant van een prostituee.
Prei: mannetje.
Geobsedeerd door prei: seksueel geobsedeerd.
Je prei planten: de liefde bedrijven met een vrouw.
Fidget / kietelen / gorgelen / polijsten van de prei: masturberen (zie onderstaande uitdrukking).
Prei hebben: rechtop staan.
Blaas in de prei: voer fellatio uit.
In Rabelais, in Pantagruel, vinden we voor het eerst de associatie van prei en viriliteit.