plukken : v. tr. Om (een vogel, gevogelte) van zijn veren te ontdoen door ze uit te trekken; vooral als het wordt gedood, om het te koken.
Rob, steel (meestal door te bedriegen).
Geplukt worden: beroofd worden, omgerold worden. Hij is door oplichters gegijzeld.
Een duif plukken: iemand naïef bedriegen.