Peper : bn. Op smaak gebracht met peper. Bij uitbreiding: die de geur oproept, de smaak van peper. Dronken, dronken.
Peppery: overdreven, lenig, overdreven, gedurfd, gedurfd.
Onbeleefd, losbandig, gemeen.
Duur: de toon is peperig: overdreven.
Gepeperd zijn: syfilitisch zijn, lijden aan een SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoening).