Paf : bn. familie (of puff). Paf zijn: zijn dronken, ivre.
De uitdrukking "To be paf" betekent dronken zijn.
Ce paf is een afkorting van het voltooid deelwoord gepoft van het werkwoord poffer ou inleven wat aan het einde van de XNUMXe eeuw "bedwelmen" betekende en dat ook voorkomt in de voornaamwoordelijke vormen verwennen ou lekker liggen (ook met de betekenis van "zich volproppen met eten en wijn").
Maar over de oorsprong van deze werkwoorden wordt gedebatteerd. Voor veel lexicografen zijn ze een vertekening van verwennen ou zichzelf vullen met dezelfde betekenis. Maar voor Lorédan Larchey, inleven betekende "om te vullen met bam", de paf een generieke term zijn geweest om een aan te duiden alcoholische drank in het midden van de XNUMXe eeuw.