Uitbarsten : v.tr. en uitspr. Veel plezier als dieren (genieten, reizen).
Ervaar een genoegen intens (bij een activiteit).
Veel plezier in een feest.
Hij heeft het echt naar zijn zin in zijn werk (afstappen).
Verpletteren, verpletteren. Ik ga het knallen, knallen (Peter) het hoofd.
Barst, scheet, barst (een ballon).
Een hoofd dat zoemt en bijna barst.