Machoire : nf Elk van de twee benige bogen van de mond, waarin de tanden zijn geïmplanteerd.
Om te spelen, om de kaken te werken: om te eten.
Geeuw om de kaak los te haken: gaap krachtig.
De mond open laten vallen van verbazing: verbazen, iemand verbazen.
Een in de kaken nemen: een klap in het gezicht krijgen.
Oude kaak: Persoon zonder capaciteit, onwetend, dom.