Sap : nm Vloeistof (bloed, enz.) gewonnen uit een dierlijke substantie door koken, maceratie.
Kracht, ontspanning, lente, gratie, elegantie, goede smaak.
Heb sap: heb pit, fit, klasse, wees elegant.
Gooi sap: maak een goede indruk.
Wees op de hoogte: blijf op de hoogte.
Vuil water.
Het is zo duidelijk als puddingsap/quid-sap: het is ingewikkeld.
Zal sap: wijn.
Kikkersap: water.
Paraplu-sap: regenwater.
Hoed/sok/quid-sap: zwarte koffie, slechte koffie.
Sokkensap: slechte koffie.
Barometersap: kwik.
Sap van stok: stokslag.
Juice: winst, het voordeel dat een bedrijf biedt.
Koffie (een goed sap). Zullen we wat sap drinken?
Au jus ! : koffiepauze.
Raapsap in je aderen hebben: gebrek aan energie, moed.
Gooi iemand in het water: zet hem of haar in het water.
Val in het sap: val in het water.
Omdraaien/laten in bloedworstsap: mislukt.
In het sap zijn (“dans l’jus” in Quebec): overweldigd zijn. Ik zit echt in de problemen.
Het is het sap waard: het is het waard, het is het waard.
Doe het sap op: de stroming, het licht.
Geef sap: zet het gas aan.
Bij volgas: bij volgas.
Sap toevoegen: benzine.
Het is (tien) sap: er zijn nog tien dagen om te demobiliseren.
Eerste, tweede sap: 1e, 2e klas soldaat.
Koken/marineren/sudderen in het sap: laat iemand wachten zodat het beter beheersbaar wordt.
Een Belgisch/Frans/Zwitsers “puur sap”: dat alle kenmerken van zijn soort of zijn oorsprong vertoont.
Vroeger was een sapje een schoolopstel; presentatie, toespraak (schroef, topo).
Het is hetzelfde sap: het is hetzelfde.
Takkensap: wijn.
Wijnstoksap: wijn.
Het is sap en verjus: het is hetzelfde.
Kortsluiting: kortsluiting.
Sappers: zakdoek.
Verdwaal in het water: gooi jezelf in het water om zelfmoord te plegen.
Zoethoutsap: zwart, zwart.
Heroïne, alcohol.
Sap: sperma.
Het sap verzenden/vrijgeven: ejaculeer, neem een shot.