Dronken : bn. (woord van het Latijnse ebrius "dronken"). Die niet in zijn normale toestand verkeert, omdat hij te veel alcohol heeft gedronken; die wordt in beslag genomen door dronkenschap).
Gebruikelijke synoniemen: verzuurd, beboterd, gepantserd, gevuld, gestroomd, gebroken, gekookt, gebakken, gestoofd, versnipperd, gescheurd, vernietigen, bedwelmd, rijp, zwart, bam, verpakt, pissig, pint, vol, gepeperd, stijf, opnieuw ingeblikt , ronde, schlass, dronken, verbrand.
Een klap in de vleugel hebben, een slokje nemen, een klap in de neus, zijn rekening hebben, een (mooie) koffer vasthouden, vol zijn als een ton, als een ezel, als een oester, dronken zijn .
Helemaal dronken: dood dronken, dood dronken.
Lichtjes, halfdronken: aangeschoten, duizelig, vrolijk, grijs, dronken, weg, aangeschoten (onderweg zijn, je pompon hebben).
Fragment uit het gedicht "Word dronken" van de Franse dichter Charles Baudelaire (1821-1867):
Je moet altijd dronken zijn. Het is er allemaal: dat is de enige vraag. Om de vreselijke last van de Tijd niet te voelen die je schouders breekt en je ter aarde buigt, moet je zonder onderbreking bedwelmd zijn.
Maar waarvan? Wijn, poëzie of deugd, zoals u wenst. Maar dronken worden.
Citaat van de Franse schrijver Louis-Ferdinand Destouches, beter bekend als Céline (1894-1961): “Al dat dronken vlees om me heen maakt me misselijk…Ik word er zelf ook gek van…Ik ben niet dronken!…Ik drink nooit iets…” , In de roman De band van Guignol (1952).