Frits : bn. (woord van frituren).
veroordeeld worden; verloren, geruïneerd, geruïneerd.
Gebakken zijn: gekookt, verknald, gecompromitteerd, gearresteerd, getroffen door een dodelijke ziekte.
Te veroordelen. ; verloren gaan, geruïneerd.
Voor twee frietjes: voor niets
We zijn gefrituurd : we zijn bezet.