Dij : nf Proximaal deel van de achterpoot (dij van paard, schaap, varken).
Zichzelf geloven uit de dij van Jupiter: zichzelf superieur geloven, erg trots zijn (door toespeling op Bacchus die opgesloten zat in de dij van Jupiter).
Dij van een bewogen nimf: incarnadine rose.
Heb een gastvrije/gemakkelijke/vrolijke/lichte dij: die gemakkelijk slaapt, gemakkelijke vrouw.