coup : nm (Een zelfstandig naamwoord dat een snelle bediening aanduidt).
Drinken: drink een glas wijn, alcohol, enz.); pay a shot: bied een drankje aan;
Jezelf schoppen: hoeveelheid vloeistof die in één keer wordt opgenomen.
Een hit hebben: dronken zijn; dronken.
Een shot wit of een shot rood: een glaasje witte wijn of een glaasje rouge wijn.
Een pak slaag op de slijpsteen: een rondje aanbieden, de glazen laten bijvullen.
Flesslag: blozen in het gezicht, bloedvergieten door dronkenschap.
Stempelslag: Vroeger steekwond.
Uitgangspunt: glas dat we drinken voor vertrek.
Middelste shot: glas alcohol genomen in het midden van de maaltijd.
Vooraf: een groot glas alcohol voor de maaltijd.
Na: half glas pure wijn na de soep.
Gieter: glas wijn gedronken op de toonbank van de herbergier (agot van de buitenwijken).
Coup de casserole: opzegging (jargon van dieven).
Citroenkick: gril.
Koe trap: halfronde trap, trap.
Pot lepel kick: punch.
Vorksteek: steek in de ogen. Deze zeer gevaarlijke zet is eigen aan schurken. Het bestaat uit het brengen van de middelvinger en wijsvinger van beide handen naar de ogen van de tegenstander, uitgespreid in de vorm van een V.
Fork shot: lunch (burgerlijk jargon). Geef een vork. Eten.
Vork: vlucht met slechts twee vingers.
Handdoek klap: blaasbalg, kleine klap.
Coup de torchon: Kus, in het jargon van de buitenwijken, die ongetwijfeld degenen bedoelen die worden gegeven aan vrouwen die make-up dragen, wier lippen vervolgens hun gezicht afvegen.
Whiplash: Een harde klap in de nek die boeven elkaar soms geven in hun gevechten.
Coup de gaz: coup de vin (jargon van de buitenwijken).
Siroopshot: lichte intoxicatie, na het drinken van wijn zo misselijkmakend als siroop; na te veel gedronken te hebben.
Zonnebrand: teveel Petit Bourguignon gedronken hebben. We zeggen ook een scheutje siroop.