bont : nm Gearticuleerd onderste deel aan het uiteinde van het been, dat plat op de grond kan liggen.
Koevoet: gereedschap dief, deurbreker.
Doe de koevoet: maak een verzameling. Thuis bedelen.
Varkenspoot: pistool (toespeling op de vorm).
Voetjes in de schotel: bot praten/handelen; iets abrupt zeggen, hetzij per ongeluk en gebrek aan tact, of soms opzettelijk.