Wijngaarden : nf Vining struik, klimmen, uitgerust met ranken, gekweekt voor zijn fruit in trossen (druiven) en de productie van wijn.
Zijn wijngaard verkopen: zijn dochter uithuwelijken.
Sap van de wijnstok: wijn, champagne.
Kruidenthee van wijnstok: wijn.
Maak de wijnstok pis: laat hem zoveel mogelijk alcoholarme wijn produceren.
In de wijngaarden zijn, in de wijngaarden van de Heer: erg dronken zijn.
Wijnstok: vrouw die geplant, gekweekt, geplukt kan worden met je handen.
Het loon aan de voet van de wijnstok kraken: je loon opdrinken.