Type : nm (woord van Latijns typfout « figuur mysticus "En" symbool », origineel woord Grieks → -vriendelijk).
Het woord "type" heeft verschillende betekenissen in het Frans:
ik) Model
1. Figuratief element (beeld) of feit (vertelling) dat wordt beschouwd als de "afdruk", "de weerspiegeling" van een concept, in religie, van een concept dat nog niet is onthuld. Het Oude Testament bevat de soorten mysteries (figuur, symbool).
Filosofie: Ideaal model dat de vorm van een reeks objecten bepaalt; abstract en generiek concept dat als een dergelijk model wordt beschouwd (archetype, standaard, prototype, stereotype).
2. Reeks kenmerken (van een object), gedefinieerd vóór de fabricage (in het bijzonder industrieel) (model, norm, standaard).
Object in overeenstemming met het regelgevende type.
3. Concept dat de essentie van een reeks objecten of mensen uitdrukt; verzameling beelden die min of meer exact overeenkomt met een dergelijk concept (canon, ideaal). Een bepaald soort schoonheid.
Structuurdiagram of model.
Gebruik van typen (classificatie, indeling, typering, typologie).
Het type, in tegenstelling tot het individu.
4. Wetenschap: verzameling kenmerken die als een geheel is georganiseerd, een instrument van kennis vormt door "rationele abstractie" en het mogelijk maakt om categorieën van objecten, individuen, feiten (klasse, espèce, familie, geslacht, model).
Zonder bepaald type (atypische).
Fylogenie: Specimen waarmee de beschrijving van een taxonomische eenheid (taxon), van a espèce.
een espèce type.
Menselijke typen, beschouwd vanuit etnisch, seksueel, esthetisch oogpunt. Ze heeft het Scandinavische, Slavische type, de kenmerken van dit type.
Psychologische typen, karakters (typologie, karakterologie).
Computer: kenmerk gekoppeld aan gegevens. Het vectortype van een lijst met gegevens.
5. Typisch voorbeeld, persoon of ding dat de belangrijkste elementen van een abstract type samenbrengt, en dat als voorbeeld kan worden gegeven (model, personificatie, representatief; ook stereotype). Soorten waargenomen.
Bijstellingen: De typische intellectueel.
Typisch geval. typische objecten. Typisch budget.
6. Vertrouwd: iemands type, hun fysieke, esthetische, voorkeurstype. Het is niet zijn type (geslacht).
7 Anglicisme: Ontmoetingen van het eerste type (waarneming van een UFO), van het tweede type (bewijs van wezens van elders), van het derde type (contact met deze wezens).
Figuratief: Of, van het derde type: van een hoger niveau, onbekend, niet classificeerbaar.
II) Doel
1. Techniek: Stuk met een afdruk bedoeld om soortgelijke afdrukken te reproduceren; deze afdruk (vorm, matrix, mal).
Afdruktype (typografie).
Typografie: lettertype; set karakters met een bepaalde hoogte, breedte (body) of ontwerp:
Romeins type, Elzévir-type, Didot-type.
2. Numismatiek: figuur weergegeven op een of meer reeksen medailles (beeltenis, symbool).
Caesar-achtige munten.
III) Karakter
1. Individueel: jongen, man, individu; bekend: man, clampin, coco, guy, gus, dude, zebra, zig, zozo.
Een grote man met een snor.
Een grappig type (vogel, olibrius).
Een geweldige kerel.
Minnaar, metgezel (jules, man). Ze kwam met haar man.
2. In straattaal of alledaagse betekenis: Opmerkelijk karakter, hetzij omdat hij zichtbaar een type belichaamt (menselijk, literair), hetzij omdat hij een pittoresk type benadert (origineel).