Midi : nm (woord afkomstig van mi- en di "dag", uit het Latijn diem).
Het woord "middag" heeft vele betekenissen:
I)
1. Middag, tussen morgen- en de middag. de soleil middag oost haut in de ciel.
S middags. de maaltijd middag (lunch).
Winkel, museum dat 's middags open blijft.
Regio of informele betekenis: ochtend, middag en avond. Elke lunch.
Elliptische richting: neem 's morgens,' s middags en 's avonds één pil.
België : tussen, op, om, tijdens het middaguur : in het uur van de lunch, in de avond.
Middaguur: middagpauze.
Figuurlijke betekenis: Leeftijd van volledige volwassenheid. De middagdemon.
2. Middaguur, twaalfde uur. Het is middag, het is middag.
's Middags, klokslag twaalf uur.
Informele betekenis: Rond het middaguur.
Kwart over twaalf (12:15 uur); twaalf tien (minuten). Tussen de middag en twee (uur): op het tijdstip van lunch.
Zin: Zoek naar de middag om twee uur: zoek naar moeilijkheden waar er geen zijn, maak dingen ingewikkeld.
Spreekwoord: Iedereen ziet de middag voor zijn deur, ziet de dingen vanuit zijn gezichtspunt.
Informele en verouderde betekenis: het is middag (aaneengeregen): er is geen manier.
3. Onveranderlijk bijvoeglijk naamwoord: Audiovisueel: Kanaal, midi-formaat, waarvan de breedte tussen die van normale kanalen en die van minikanalen ligt.
II)
1. Een van de vier windstreken (zuiden). Van noord naar zuid.
2. Expositie van een plaats voor dit punt.
Helling, helling op het zuiden.
3. Regio die in het zuiden van een land ligt. De middag van deEngelandvan Frankrijk.
4. Absoluut: Middag : het zuiden van het Europese continent. De volkeren van het noorden en de volkeren van het zuiden.
Vooral (gebruikelijker gebruik): Middag, de zuidelijke regio van Frankrijk.
Woon in de Midi. De mensen van de Midi (zuidelijk).
het accent van Midi.
Tegengestelde middagen: middernacht, nord.